De onderstaande publicatie is een reactie op een artikel in de rubriek “keerpunt”, opgenomen in de editie van het avondblad De West van zaterdag 09 februari 2019.
Het was voor mij een openbaring toen de president tijdens mijn beëdiging als minister van Justitie en Politie de opmerking maakte dat iedereen weet dat Sjinnie een korte lont heeft. Ik moet u zeggen op dat moment was het voor mij een eye opener. Inderdaad kon ik vanaf toen vaststellen vanwaar soms mijn agressief gedrag komt. Nooit eerder had de president mij erop gewezen. Ik ben hem dankbaar daarvoor. De beslisser weet waarvoor het goed is.
Ik ben van mening dat ik niet flink heb uitgehaald naar de procureur – generaal, zoals wordt beweerd in het roddel verhaal. In ieder geval ben ik niet persoonlijk geweest anders had ik andere dingen gezegd. Desgevraagd heb ik de wijze waarop de man invulling geeft aan zijn functie besproken en als hoge-ambtenaar met mijn staat van dienst kan ik mij dat permitteren. Mijn verbazing was juist gericht op het ethische vraagstuk.
Ik ben in een rechtsstaat vrij, zoals alle andere moraalridders, om mijn mening te ventileren, in het bijzonder waar het betreft zaken die het openbaar bestuur raken. Ik fulmineer niet, maar wijs op misleiding en standpunten ingenomen door personen met een dubbele moraal. Wat op sociale media te zien is, is een deel van de werkelijkheid over de ex-militairen bij mij op het kabinet. In de film is ook te zien hoe velen van hen mij hebben omringd en dankbaar waren voor dat moment, maar dat is in het kader van goede journalistiek blijkbaar achterwege gelaten.
Mijn ministerschap heeft niet lang geduurd omdat ik geen dubbele moraal wilde aanhouden. Ik laat geen enkel karakterloze figuur de spot met mij drijven, terwijl ik op de hoogte ben van mans reilen en zeilen. “Over integriteit gesproken, moet van der San de laatste zijn die praat”, aldus een passage uit het verhaal in de West. Laat mij aan jullie onnozele zielen zeggen, dat deze man zijn hand niet in eigen boezem hoeft te steken, omdat hij regelmatig met zijn rechterhand op zijn linker borst loopt in de houding van trouw.
Dat is voor hem niet zomaar. Daarom is hij in staat die leugen te weerleggen dat hij na zijn ontslag als minister zes maanden salaris zou hebben getoucheerd. Degene die de informatie heeft verstrekt is zo onbekwaam, terwijl hij met het bijltje heeft gehakt.
Als gewezen minister en gewezen directeur van het kabinet van de president voor tenminste acht jaren, heb ik mijn functie als directeur hervat en op grond van ambtelijk gebruik is mijn salaris vastgesteld. De grootste onzin dat ik ooit heb gehoord in een rechtsstaat is dat van der San dan de ambtenarenwet als dekking zal nemen om aan te geven dat hij daarop recht heeft m.a.w. om te rechtvaardigen dat ik een ministerssalaris ontvang.
De doorbetaling van de zes maanden wettelijke regeling is voor ministers die tenminste een jaar hebben gediend. Voor mij was dat logisch dat ik daarvoor niet in aanmerking kwam. Dat heeft met integriteit te maken. Platinakaart van het SZF behoort ook tot de voorzieningen van ministers en ex ministers. Aangezien van der San reeds in het bezit was van een ambtenarenkaart op grond van zijn meer dan 35 overheidsdienstjaren, waarvan bijkans 25 jaren in een directie functie op Binnenlandse zaken, heeft hij geen platinakaartje van SZF nodig hoewel hij rechtens aanspraak op maakt.
Voor het overige ben ik verantwoordelijk voor mijn handel en wandel en Eugène heeft noodzakelijkerwijs geen boodschap aan wie hem al lang niet meer serieus wil nemen. Zolang ik in de rechte verhouding kan staan tot de Meester.
Ik hoop dat u ook zoveel plezier zal hebben aan het plaatsen van mijn reactie op uw artikel over “Kort Lontje”.
Eugène van der San