Te kwader trouw of onwetendheid?

Naar aanleiding van het bericht van donderdag 14 juni 2018 in het dagblad Times of Suriname onder de kop “Vice-President decoreert in strijd met de Grondwet” vind ik het nodig, in mijn hoedanigheid van directeur van het Kabinet van de President van de Republiek Suriname, op een aantal zaken te wijzen.

Allereerst wordt zondermeer door de hoofdredacteur van het dagblad meegewerkt aan het plaatsen van een bedenkelijk commentaar van Drs. Boldewijn  die meent over voldoende  kennis van zaken te beschikken om een hard oordeel te kunnen vellen over de wijze van toepassing van vigerende wettelijke regelingen door de regering van de Republiek Suriname. Er wordt niet geschroomd om vel van leer te trekken tegen de bestuurders en daardoor, al was het voor dat moment, de Republiek zowel nationaal als internationaal te schande te zetten, terwijl de beweringen volstrekt onjuist zijn. Van een wetenschapper mag worden verwacht dat hij of zij altijd een niet gedecideerde houding aanneemt en te goeder trouw handelt.

De mate waarin de regering ondubbelzinnig werd beschuldigd de Grondwet te hebben vertrapt en de rechtstaat verkracht, heeft de vorm van wraakneming, omdat met een simpel telefoontje opheldering kon worden verkregen. Daarom is dit gedrag van dhr. Drs August Boldewijn, die lid is van de Grondwetscommissie verwerpelijk.

De bepaling van artikel 6 van de Grondwet waarin, volgens het dagblad, wordt aangehaald “dat decoraties alleen door de president worden verricht en dat hij alleen de ambtsketen mag aandoen” kon ook op een simpele manier worden achterhaald. Hier wordt wederom aangetoond welke drang aanwezig was de regering in een kwaad daglicht te stellen omdat artikel 6 van de Grondwet gaat over Sociale Doelstellingen. Een grovere blunder is niet denkbaar.

Ook artikel 98 van de Grondwet onder C wordt verkeerd geïnterpreteerd door de deskundige en zonder reserve wordt gesteld, dat deze bepaling op dat moment niet toepasbaar kon zijn op de Vice-President, omdat ten tijde van de decoraties in de Congreshal, de President zich met de premier van Dominica onder de Centrale Markt bevond. Dus was bezig met  een Staatsbezoek.

Hieruit kan de dwaling van Boldewijn worden gedestilleerd omdat de President van de Republiek Suriname wordt geacht afwezig te zijn, indien en voor zover hij niet aanwezig is. Met afwezig zijn, heeft de Grondwetgever nimmer bedoeld, dat betrokkene uitlandig moet zijn. Wanneer het protocol van de President te kennen geeft dat de President wegens bijzondere omstandigheden afwezig zal zijn, mag/moet de President van de Republiek Suriname vanwege diens afwezigheid vervangen worden door de Vice-President en treedt deze ingevolge artikel 98 van de Grondwet onder C op als Waarnemend President.

De Vice- President van de Republiek Suriname in de hoedanigheid van waarnemend President van de Republiek Suriname heeft ingevolge artikel 98 onder C van de Grondwet juncto artikel 3 van de Wet Ambtssymbool President de decoratieplechtigheid verricht.

Artikel 3 van de wet Ambtssymbool President omschrijft met zoveel woorden, dat ingevolge artikel 98 van de Grondwet, het ambtssymbool wordt gedragen door degene die de President van de Republiek vervangt, een logisch gevolg van het vervullen van de functie van President.

Nu, daar ingevolge artikel 6 van de wet Ambtssymbool President (Wet van 30 april 2014, houdende het vaststellen van het door de President van de Republiek Suriname te dragen ambtssymbool, lees de sjerp, en het symbool van de Grootmeester van de Ere-orde van de Gele Ster (WET AMBTSSYMBOOL PRESIDENT S.B. 2014 no. 51 ), het historisch ambtssymbool, lees de ambtsketen, uitsluitend tijdens decoratieplechtigheden wordt gedragen en de Vice-President, op grond van de afwezigheid van de President waarneemt in het Ambt van de President, is het dragen van de Ambtsketen door de waarnemend President tijdens de decoratieplechtigheid wettelijk gedekt.

De oplettende lezer zal hebben ontdekt dat de President van de Republiek Suriname over twee ambtssymbolen beschikt. Het bovenstaande dient mede als geruststelling voor hen die gedecoreerd zijn geworden. Deze uiteenzetting is nodig door de onverantwoorde wijze waarop de hoofdredacteur van een plaatselijk dagblad meende te keer te kunnen gaan onder de noemer van persvrijheid. Van een journalist mag worden verondersteld, dat hij geacht wordt te weten zich niet aan smaad te mogen schuldig maken, terwijl een bestuurskundige behoort te weten dat smaad een strafbaar feit is.

Eugène van der San

Bestuurskundige

 

 

Previous Bezoek Indiase president, investering in Suriname
Next Mike Antonius benoemd tot directeur Telesur